058 / Het einde van “bijzonder uitstel van betaling”: wat nu?

De coronapandemie heeft een zware wissel getrokken op veel ondernemers. Het bijzonder uitstel van betaling bood tijdelijk verlichting, maar nu dit afloopt, komen veel ondernemers voor ingrijpende keuzes te staan. De vraag naar de toekomst van de onderneming wordt urgenter dan ooit. Twee veelvoorkomende opties die overwogen worden, zijn het staken van de onderneming of het toepassen van een turboliquidatie. In deze blog lichten we beide trajecten uitgebreid toe, inclusief de belangrijkste aandachtspunten.

1. Staken van de onderneming

Het staken van een onderneming betekent dat je de bedrijfsactiviteiten definitief stopt. Dit proces geldt voor eenmanszaken, vof’s en andere rechtsvormen. De beëindiging van een onderneming brengt verschillende administratieve en fiscale stappen met zich mee. (Dit is wat de Belastingdienst hierover vermeld.)

Stappen bij het staken van een onderneming:

  1. Afmelden bij de Kamer van Koophandel (KvK):
  • Meld je onderneming af bij de KvK. De Belastingdienst wordt automatisch op de hoogte gebracht van de uitschrijving.

2. Afhandelen fiscale verplichtingen

  • Eindafrekening inkomstenbelasting: De winst bij staking wordt belast, inclusief stakingswinst (zoals stille reserves, fiscale reserves en goodwill).
  • Stakingsaftrek: Je kunt mogelijk gebruik maken van een stakingsaftrek tot maximaal € 3.630.
  • Fiscale oudedagsreserve (FOR): Deze moet worden afgerekend of worden omgezet in een lijfrenteproduct.

3. BTW-afrekening

  • Dien een laatste btw-aangifte in.
  • Corrigeer btw op activa of voorraden die niet meer voor belaste activiteiten worden gebruikt.

4. Afhandelen schulden en contracten

  • Los openstaande schulden af.
  • Beëindig lopende contracten, zoals huur, energie en verzekeringen.

5. Boekhouding bewaren

  • Je bent wettelijk verplicht de administratie 7 jaar te bewaren (voor vastgoed: 10 jaar).

2. Turboliquidatie

Een turboliquidatie is een snelle en eenvoudige manier om een BV, stichting of vereniging te beëindigen. Dit proces is alleen mogelijk als er geen activa of schulden meer zijn. Vooral slapende BV’s maken gebruik van deze optie.

Kenmerken van een turboliquidatie

Geen activa of schulden: De BV mag geen bezittingen of verplichtingen meer hebben.
Snelle uitschrijving bij de KvK: Er is geen verdere vereffening nodig.
Geen publicatie: Er hoeft niets te worden gepubliceerd in het Handelsregister.

Stappen bij een turboliquidatie:

Besluit tot ontbinding

  • De aandeelhouders nemen een besluit tot ontbinding, dat schriftelijk wordt vastgelegd.

Melding bij de KvK

  • Geef de ontbinding door aan de KvK met formulier 17a.
  • De onderneming wordt vervolgens uitgeschreven uit het Handelsregister.

Geen vereffenaar nodig

  • Omdat er geen activa zijn, is een vereffenaar niet nodig.

Aandachtspunten bij turboliquidatie

  • Schulden: Zijn er nog schulden? Dan is een reguliere ontbinding met vereffening vereist.
  • Controle op misbruik: De overheid controleert strenger om te voorkomen dat activa of schulden worden verzwegen.

Nieuwe wetgeving (al vanaf 2024):

  • Er is een verplichting om een financieel verslag op te stellen.
  • Schuldeisers moeten worden geïnformeerd over de turboliquidatie. (Dit is wat de Belastingdienst er over zegt.)

Wanneer kies je welke optie?

Staking: Dit traject is geschikt voor eenmanszaken, vof’s of BV’s die hun activiteiten definitief willen beëindigen. Het proces omvat ook de afwikkeling van activa en schulden.
Turboliquidatie: Deze optie is ideaal voor slapende BV’s die geen bezittingen of verplichtingen meer hebben.

Conclusie

Bij zowel staking als turboliquidatie is het essentieel om zorgvuldig te handelen en fiscale en wettelijke verplichtingen na te komen. Raadpleeg bij twijfel altijd een expert om je door dit proces te begeleiden. Zo kun je met een gerust hart een nieuwe weg inslaan.

Heb je vragen of wil je persoonlijke begeleiding bij het proces? Neem dan gerust contact met mij op. Ik help je graag verder! Jaap.


057 / Forfaitair vs. Werkelijk Rendement en Ongerealiseerd Resultaat

De Complexiteit van Box 3

In Nederland kennen we een bijzondere benadering van vermogensrendement, vooral als we het hebben over Box 3 in de inkomstenbelasting. Dit is de box waarin vermogensinkomsten worden belast, zoals spaargeld, beleggingen en tweede huizen. Echter, er zijn vaak misverstanden en onduidelijkheden over hoe het rendement wordt berekend en belast. In dit artikel duiken we dieper in op het verschil tussen forfaitair rendement, werkelijk rendement, en de rol van ongerealiseerd resultaat bij beleggingen.

Wat is Forfaitair Rendement?

Forfaitair rendement is een door de overheid vastgestelde schatting van het rendement dat een gemiddelde belastingplichtige zou kunnen behalen met zijn of haar vermogen. In Box 3 wordt niet gekeken naar het daadwerkelijke rendement dat je op je vermogen hebt behaald, maar naar een verondersteld rendement. Dit forfaitaire rendement is afhankelijk van de hoogte van je vermogen en wordt berekend volgens vaste percentages die jaarlijks worden aangepast. Het idee hierachter is om de belastingheffing te vereenvoudigen, maar in de praktijk kan dit leiden tot situaties waarin je belasting betaalt over een rendement dat je nooit hebt gerealiseerd.

Werkelijk Rendement: De Realiteit Achter de Cijfers

In tegenstelling tot het forfaitaire rendement, verwijst werkelijk rendement naar het daadwerkelijke resultaat dat je behaalt op je beleggingen en spaargeld. Dit kan bestaan uit rente, dividenden, huurinkomsten en koerswinsten (of verliezen). Het werkelijke rendement kan aanzienlijk afwijken van het forfaitaire rendement, vooral in tijden van economische volatiliteit. Als je bijvoorbeeld een negatief beleggingsjaar hebt, kan het voorkomen dat je werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement, maar je toch belasting moet betalen over een fictief positief rendement.

Ongerealiseerd Resultaat: De Onzichtbare Speler

Je hebt gelijk, het ongerealiseerde resultaat speelt inderdaad een rol in de berekening van het werkelijke rendement. Hier is een verbeterde versie van het uitlegstukje:

Ongerealiseerd Resultaat: Winst of Verlies op Papier

Bij beleggen kun je te maken krijgen met iets wat ‘ongerealiseerd resultaat’ wordt genoemd. Dit betekent dat je winst of verlies hebt op je beleggingen, maar dat je dit nog niet echt in je portemonnee voelt omdat je de belegging nog niet hebt verkocht.

Stel dat je aandelen hebt gekocht voor €1.000 en die aandelen zijn nu €1.500 waard. Je hebt dan op papier €500 winst gemaakt, maar zolang je die aandelen niet verkoopt, heb je dat geld nog niet daadwerkelijk in handen. Dit noemen we een ongerealiseerd resultaat. Hetzelfde geldt als je aandelen minder waard worden; je hebt dan op papier een verlies, maar als je niet verkoopt, is dat verlies nog niet definitief.

Hoewel dit ongerealiseerde resultaat nog niet echt geld is dat je kunt uitgeven, telt het wel mee als je kijkt naar je werkelijke rendement. Je werkelijke rendement is het totaal van alles wat je hebt verdiend of verloren, inclusief die ongerealiseerde winsten of verliezen. Dus als je beleggingen in waarde stijgen, gaat je werkelijke rendement omhoog, ook al heb je de winst nog niet verzilverd.

Dit kan verwarrend zijn, omdat je op papier rijker of armer lijkt dan je je misschien voelt. Je ziet de waarde van je beleggingen veranderen, maar dat geld heb je pas echt als je de beleggingen verkoopt. Toch is het belangrijk om te begrijpen dat dit ongerealiseerde resultaat al meetelt in het werkelijke rendement, ook al is het nog niet gerealiseerd.


056 / Vennootschapsbelasting 2023 en 2024

Geen verandering in tarieven, wel in aftrekposten!

Heb je een bv, nv of coöperatie? Dan moet je belasting betalen over de winst. Dit noemen we vennootschapsbelasting (VPB). In 2024 blijft het rustig rondom de tarieven vennootschapsbelasting. Net als in 2023 geldt het lage tarief van 19 procent over een winst tot € 200.000. Boven die grens blijft het hoge tarief van 25,8 procent. Maar let op: er zijn wél veranderingen in aftrekposten.

In het kort

  • Vennootschapsbelastingtarieven in 2024 blijven onveranderd.
  • Let op de aftrekposten om belasting te verlagen, zoals kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en milieu-investeringsaftrek.
  • Aangifte voor de vennootschapsbelasting moet voor 1 juni van het volgende kalenderjaar worden ingediend.

Wat is vennootschapsbelasting?

De vennootschapsbelasting (vpb) is de belasting die je als ondernemer moet betalen over de belastbare winst.

Wie moeten vennootschapsbelasting betalen?

De volgende fiscale instellingen moeten altijd vennootschapsbelasting betalen:

  • De naamloze vennootschap (nv) en besloten vennootschap (bv)
  • Andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld
  • De open commanditaire vennootschap
  • Bepaalde verenigingen zoals de coöperatieve vereniging, andere verenigingen op coöperatieve grondslag en onderlinge verzekeringsmaatschappijen.

Voor zogenaamde fiscale beleggingsinstellingen (een nv, bv, of fonds wier werkzaamheden bestaan uit het beleggen van vermogen) geldt nul procent vennootschapsbelasting. Zij zijn dus vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Zzp’ers of eenmanszaken betalen belasting via de inkomstenbelasting.

Een voorbeeld:

Een slagerij behaalt in een boekjaar een winst van € 56.722,-. Als het een eenmanszaak is, loopt de winst via de loon- en inkomstenbelasting. Is het een bv, dan betaalt de slager vennootschapsbelasting over de winst.
Keert de bv het restant van de winst uit als dividend? Dan betaalt de slager privé over dit belastbaar bedrag inkomstenbelasting. Wel moet de slager in dat geval dividendbelasting betalen.

Organisaties met beperkte belastingplicht

Sommige organisaties hebben beperkte belastingplicht en hoeven alleen in bepaalde situaties vennootschapsbelasting te betalen. Dit noemt de Belastingdienst ‘beperkte belastingplicht’.
Dit geldt voor:

  • Culturele instellingen
  • Kerkgenootschappen
  • ANBI’s (Algemeen Nut Beogende Instellingen)
  • Sportclubs en organisatoren van sportevenementen

Deze organisaties zijn niet geheel vrijgesteld van de vpb. Ook zij moeten soms aangifte vennootschapsbelasting doen. Bijvoorbeeld als ze voldoen aan de volgende criteria:

  • Er is sprake van een organisatie van kapitaal en arbeid
  • De organisatie moet deelnemen aan het maatschappelijk verkeer (er is geen sprake van een gesloten kring van afnemers)
  • De organisatie streeft naar winst

Innovatiebox: belastingvoordeel voor innovatieve ondernemers

Voor de innovatiebox (vroeger octrooibox) geldt het lage vpb-tarief. De regeling is bedacht om innovatief ondernemerschap te stimuleren en is bedoeld voor iedereen die winst maakt met innovatieve activiteiten. Door een verandering in de schijven van de vpb (zie hieronder) wordt de innovatiebox belangrijker, als middel om minder geld aan de fiscus te betalen.

Wanneer je voor de innovatiebox in aanmerking komt, betaal je minder belasting, omdat over een deel van de winst het lage tarief gaat. Voor grotere belastingplichtigen gelden aanvullende regels. Bekijk ze hier.

Vennootschapsbelastingtarief

De grens voor de eerste schijf is per 1 januari 2023 verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Hierdoor betalen bedrijven eerder het hoge vpb-tarief van 25,8 procent. Het opstaptarief over die eerste schijf is omhoog gegaan van 15 naar 19 procent.

Wat is vennootschapsbelasting in 2023 en 2024?

Over het boekjaar 2023 en voor 2024 gelden de volgende tarieven:

  • Voor de winst tot € 200.000 is het tarief 19% (eerste schijf)
  • Voor de winst boven € 200.000 is het tarief 25,8% (tweede schijf)

Vpb tarief 2022

Voor het boekjaar 2022 golden nog andere tarieven:

  • Voor de winst tot € 395.000 is het tarief 15% (eerste schijf)
  • Voor winsten boven € 395.000 is het tarief 25,8% (tweede schijf)

Aftrekposten

Ondernemers kunnen profiteren van verschillende aftrekposten en fiscale regelingen om de fiscale winst te verlagen zodat er minder belasting hoeft te worden betaald, zoals:

  • Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)
  • Milieu-investeringsaftrek (MIA)
  • Energie-investeringsaftrek (EIA)

Aftrekposten 2024

In het nieuwe belastingplan zijn er een aantal aftrekposten die al vanaf 1 januari worden aangepast.

  • De aftrek Energie-investeringsaftrek (EIA) wordt verlaagd naar 40 procent. Dit was 45,5 procent. Het maximaal investeringsbedrag wordt niet verlaagd.
  • Giften aan Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) en Sociaal Belang Behartigende Instellingenijn (SSBI’s) – oftewel goede doelen – zijn vanaf 2024 niet meer aftrekbaar van de winst. In 2023 kun je per jaar tot maximaal 50 procent van je winst aftrekken, met een maximum van € 100.000.

Verliezen verrekenen

Ook hebben ondernemingen de mogelijkheid om verliezen te verrekenen. Als je een boekjaar met verlies afsluit, mogen die verliezen worden gecompenseerd door ze te verrekenen met de winst behaald uit andere jaren. Dit kan op twee manieren:

  • Verrekenen met belastbare winst uit voorgaande jaren (carry back)
  • Verrekenen met verwachte belastbare winsten van toekomstige jaren (carry forward)

Tot 2021 gold hiervoor een tijdslimiet van 6 jaar, maar sinds 2022 mag verlies onbeperkt worden verrekend. Wel is er een maximumbedrag ingesteld. Was de belastbare winst in 2022 € 1.000.000 of minder? Dan kunnen verliezen volledig worden verrekend. Voor hogere winsten geldt dat verrekening mogelijk is tot 50%.

Wanneer moet je aangifte doen

Organisaties die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, doen aangifte over het boekjaar. Als dat gelijk loopt met het kalenderjaar (in de meeste gevallen), dan moet je de aangifte indienen voor 1 juni van het volgende kalenderjaar. Bij een gebroken boekjaar moet de aangifte binnen 5 maanden na het einde van het boekjaar binnen zijn.
Is de onderneming midden in het jaar gestart? Dan kan ervoor gekozen worden om een verlengd boekjaar aan te vragen. Het boekjaar loopt in dat geval tot 31 december van het eerstvolgende jaar.

Voorlopige aanslag

Je ontvangt als ondernemer aan het begin van het boekjaar een voorlopige aanslag. Wanneer je verwacht dat je onderneming meer of minder winst gaat maken, kan een wijziging van de voorlopige aanslag aangevraagd worden.

Bezwaar maken kan alleen tegen de definitieve aanslag of een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting. Uitstel aanvragen kan digitaal of via een formulier op de site van de Belastingdienst.