042 / Hoe bereken ik de waarde van mijn bedrijf?

M.a.w. wat is mijn bedrijf waard?

Wil je een bedrijf kopen of verkopen? Dan is de waarde van de onderneming berekenen een belangrijke vraag voor zowel kandidaat-kopers als de verkopende partij. Wij zetten veelgebruikte rekenmethodes op een rij met voorbeelden.

Wat is de waarde van een bedrijf?

Het bepalen van de waarde van een bedrijf is een onmisbare eerste stap bij het kopen of verkopen van een bedrijf. Maar de exacte waarde van een bedrijf is een subjectief begrip.

Vandaar het gezegde: 10 verschillende waarderingsdeskundigen, 10 verschillende uitkomsten. Bij de waardebepaling hou je daarom altijd rekening met een bepaalde range waarbinnen de waarde valt.

Er zijn verschillende rekenmethodes die een indicatie geven van de bedrijfswaarde en die het startschot vormen voor overnameonderhandelingen. De waardebepaling is hierbij niets meer dan een uitgangspunt. Op het bedrag waarvoor de onderneming uiteindelijk van eigenaar verandert, zijn immers ook andere factoren van invloed. Denk aan gevoel, strategische waarde, het klantenbestand, fiscale consequenties, concurrentie en de financiële positie van de koper.

Hieronder zetten we een aantal veel voorkomende methoden op een rijtje voor het berekenen van de bedrijfswaarde.

Vuistregels voor bedrijfswaarde berekenen

De meest eenvoudige manier om een bedrijf te waarderen, is door het gebruik van vuistregels. Hoewel simpel, is dit niet altijd de meest nauwkeurige methode. Maar voor kleine zelfstandigen kan het volstaan.

Veelgebruikte vuistregels:

  • Een x bedrag per klant
  • 5 keer de nettowinst
  • 3 keer de EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes Depreciation and Amortization)

Intrinsieke waarde van het bedrijf

De intrinsieke waarde van een bedrijf is het verschil tussen de marktwaarde en goodwill enerzijds en de schulden van je onderneming anderzijds. In feite is het het eigen vermogen van de onderneming.

De intrinsieke waarde kan je in eerste instantie afleiden uit het eigen vermogen (kapitaal) zoals dat op de balans staat. De boekwaarden van de activa dienen daarbij te worden gewaardeerd tegen actuele marktwaarde. Denk aan bedrijfspanden die tegen fiscale boekwaarde op de balans staan en waar vaak een hogere waarde aan kan worden toegekend. De passiva (schuldvermogen) worden gewaardeerd tegen contante waarde.

Voorbeeld balans

(bedragen x € 1.000)

Huis100Hoofdstad150
Andere activa300Schuld250
Totale activa400Totale verplichtingen400

De intrinsieke waarde (zichtbaar) is hier 150. Heeft het onroerend goed een handelswaarde van 300, dan is er een intrinsieke waarde van 350. Bij een aandelentransactie moet je rekening houden met een latente belasting op de stille reserves (verschil tussen commerciële waarde en boekwaarde van de activa).

Nadelen van intrinsieke waarde

Omdat de waardering op basis van de intrinsieke waarde pas vanaf de balans begint, kleven er een aantal nadelen aan deze methode:

  • De intrinsieke waarde zegt niets over de toekomstige situatie. Het is een momentopname.
  • Niet alle (financiële) verplichtingen staan op de balans (bijvoorbeeld huur- en/of leasecontracten).
  • De balans geeft een onvolledig beeld van alle activa (marktpositie, contracten, knowhow en personeel zijn niet meegerekend).

Vooral bij het bepalen van het bedrag aan goodwill is de intrinsieke waarde van belang voor de koper. Daarnaast kan bij liquidatie (beëindiging bedrijfsactiviteiten) de intrinsieke waarde worden gebruikt voor de bepaling van het eigen vermogen. Wel moet dan rekening worden gehouden met eventuele belastingclaims en liquidatiekosten.

Winstgevendheid waarde

Hierbij wordt de contante waarde van het genormaliseerde winstniveau berekend met een nader te bepalen rentepercentage (discontovoet). Uitgangspunt hierbij is dat de huidige winst indicatief is voor de te verwachten winst.

Onder winst wordt hier verstaan de winst na vennootschapsbelasting (en na aftrek van ondernemersloon bij een eenmanszaak en vof). Voor een juiste toepassing van de methode zijn twee andere variabelen nodig: het winstniveau en de rentabiliteitseis.

Het winstniveau

Om het winstniveau te bepalen, wordt eerst gekeken naar het nettoresultaat. Daarnaast zullen eerdere winsttrends en verwachte toekomstige trends worden beoordeeld. Uiteindelijk wordt een winstniveau vastgesteld dat je verwacht voor langere periode vast te houden.

Met winstniveau wordt hier bedoeld het genormaliseerde winstniveau. Dat wil zeggen: het winstniveau gecorrigeerd met een aantal mogelijke posten, zoals incidentele baten en lasten. En een correctie op een aantal kostensoorten, zoals personeel, management, huisvesting en afschrijvingskosten.

De rentabiliteitseis

De meeste kopers verlangen een rendement op hun investering om het risico te dekken. Koop of overname van een onderneming betekent een investering.

Als je ervan uitgaat dat het gemiddelde genormaliseerde winstniveau juist is berekend, en dit de te verwachten structurele mogelijkheid tot winst is voor de komende jaren, dan rijst de vraag tegen welke percentage (vereiste rendement) deze structurele winstcapaciteit contant gemaakt dient te worden om de waarde van deze onderneming te bepalen. Dat heet de discontovoet.

Belangrijke vraag is: wat is een acceptabele rendementseis die de koper wenst te maken op zijn geïnvesteerde eigen vermogen?

De gewenste of vereiste rentabiliteit wordt bepaald door de risicovrije rentevoet (tienjarige Staatslening), een marktrisicopremie, een kleinschaligheidspremie (small firm) en een premie voor bedrijfsspecifieke risico’s (afhankelijkheid management, leveranciers, afnemersconcentratie, wetgeving en conjunctuurgevoeligheid.)

Bij mkb-ondernemingen kan de gewenste rentabiliteitseis na aftrek van een inflatiecomponent ruwweg tussen de 15 en 25 procent bedragen.

Voorbeeld rentabiliteit bedrijf

Als de structurele winstcapaciteit € 100.000 na belastingen bedraagt, dan komt de rentabiliteitswaarde van de aandelen bij een rendementseis van 20% op € 500.000 uit. (100.000:20) x 100.

De rentabiliteitsmethode is een van de meest gehanteerde waardebepalingsmethoden. Maar ook deze methode kent een aantal bezwaren:

  • Voornaamste bezwaar is dat het investeringsrisico niet gescheiden kan worden van het financieringsrisico.
  • Ook wordt onvoldoende rekening gehouden met de financieringsstructuur van de onderneming en de aanwezigheid van overtollige activa.

Verbeterde (genormaliseerde) rentabiliteitswaardemethode

Een veel gebruikte methodiek is die van de verbeterde (genormaliseerde) rentabiliteitswaarde. Deze methode houdt niet alleen rekening met de structurele winstcapaciteit van de onderneming, maar ook met de gewenste vermogensstructuur.

Eerst wordt de actuele waarde van de activa bepaald en wordt bij een bv rekening gehouden met een belastinglatentie over het verschil tussen de actuele waarde en de boekwaarde volgens de balans.

Zodra het balanstotaal en het eigen vermogen zijn gecorrigeerd, wordt gekeken naar de balansstructuur van de onderneming. De eventuele activa, die niet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld overtollige liquide middelen) kunnen dan worden aangewend om een deel van het vreemd vermogen af te lossen.

Vervolgens wordt op grond van een normale solvabiliteit (bijvoorbeeld 30% van het gecorrigeerde balanstotaal) bepaald of er sprake is van een tekort of overschot aan eigen vermogen.

Op basis van deze genormaliseerde balansstructuur worden de financieringskosten bepaald en gecorrigeerd op het resultaat.

Na vaststelling van de rentabiliteitswaarde van de aandelen wordt deze rentabiliteitswaarde gecorrigeerd met het tekort of overschot aan eigen vermogen.

Voorbeeld verbeterde Rentabiliteitswaarde

Eerder berekende rentabiliteitswaarde€ 500.000
Eigen vermogen volgens balans€ 150.000
Balanstotaal€ 400.000
Correctie eigen vermogen€ 50.000 (stille reserves)
Solvabiliteit44%

Nieuwe verhouding eigen vermogen/totaal vermogen: € 200.000 / € 450.000, ofwel een solvabiliteit van afgerond 44%.

Stel dat de normale gewenste solvabiliteit 30% is, gecorrigeerd eigen vermogen is € 135.000. Het overschot eigen vermogen is dan € 65.000 (€ 200.000 – € 135.000).

  • Berekende rentabiliteitswaarde: € 500.000
  • Overschot eigen vermogen: € 65.000
  • Waarde aandelen: € 565.000

De goodwill methode

Bij de berekening van de waarde volgens de goodwill-methode worden zowel de intrinsieke waarde van de onderneming als de genormaliseerde winst betrokken. Kern van deze waarde berekening is het totaliseren van de intrinsieke waarde van het eigen vermogen en de waarde van de goodwill.

Wat is goodwill?

Onder goodwill wordt verstaan: de contante waarde van de overwinst. Bij een eenmanszaak, vof en maatschap brengt goodwill de winstcapaciteit van een bedrijf boven een normaal rendement van het daarin belegde vermogen en boven een normale beloning van de arbeid van de ondernemer tot uitdrukking.

Goodwill vertegenwoordigt dus in het algemeen de meerwaarde welke boven het vermogen aan het bedrijf kan worden toegekend.

Goodwill wordt berekend door de verwachte jaarlijkse overwinst met een factor van minimaal 0 tot maximaal 5 te vermenigvuldigen. De hoogte van de factor wordt bepaald door de verwachte duurzaamheid van deze overwinst. Deze is afhankelijk van een aantal factoren, zoals o management en organisatie, kwaliteit van het vestigingspunt, de concurrentiepositie, brancheontwikkelingen, conjunctuur en wetgeving.

De verkoper zal bij de vaststelling ook rekening moeten houden met de terugverdientijd van de investering door de koper.

De goodwill op aandelen kan op dezelfde manier worden bepaald met het verschil dat wordt uitgegaan van een genormaliseerd winstniveau na belastingen. Een ondernemersbeloning is bij een rechtspersoon (bv) niet aan de orde, omdat wordt uitgegaan van een salaris voor de directeur-grootaandeelhouder dan wel een management fee.

Voorbeeld goodwill eenmanszaak

Gemiddelde genormaliseerde nettowinst
afgelopen jaren en prognosejaar:
€ 80.000
Uit: Ondernemersbeloning€ 50.000 ./.
Af: rente eigen vermogen (stel 8% van € 150.000)€ 12.000 ./.
Overwinst (economisch resultaat)€ 18.000
Goodwill
(Kapitalisatiefactor is bijv. 3. Bereken 3 x €18.000)
€ 54.000

De discounted cashflow methode (DCF)

De bedrijfswaarde berekenen met de discounted cashflow methode is theoretisch gezien de meest precieze aanpak, maar roept veel discussie op omdat er wordt uitgegaan van prognoses. DCF werkt met toekomstige geldstromen in plaats van behaalde resultaten. Tegelijkertijd schuilt hierin de kracht, want juist de toekomstige vrije kasstromen zeggen veel over de toekomstige winstgevendheid van een bedrijf. En dat is precies waar het veel kopers uiteindelijk om te doen is.

De waarde wordt berekend door de toekomstige vrije geldstromen die door de onderneming worden gegenereerd contant te maken. Dit gebeurt op basis van de gewogen gemiddelde kostenvoet van het eigen vermogen en het vreemd vermogen.

De vrije geldstroom is het saldo van inkomende kasstromen en uitgaande geldstromen. Dat geld staat ter beschikking van de verschaffers van het eigen vermogen en de schulden van de onderneming. Dit betekent ook dat bijvoorbeeld dividenden, maar ook rente en aflossingen niet in de vrije kasstroom worden meegenomen.

Deze wordt berekend op basis van exploitatieprognoses, balansprognoses inclusief investeringsprognoses. De DCF-methode gaat doorgaans uit van een prognoseperiode van 4 jaar. Een langere periode brengt meer onzekerheden met zich mee.

Voorbeeld DCF-methode

De vrije geldstroom kan als volgt worden bepaald:

Bedrijfsresultaat (vóór rente) = ………
+
BedrijfsinkomstenbelastingAfschrijving
Bedrijfsresultaat (na belastingen)Mutatie bepalingen
Investeringen in werkkapitaal
Investeringen in materiële vaste activa

Met dank aan MKBServicedesk voor deze zeer bruikbare informatie en dank aan “accountant” (NBA-platform voor accountants en financials


041 / Verliesverrekening vennootschapsbelasting, hoe werkt dat?

Als je belastingplichtig bent in de vennootschapsbelasting mag je verliezen uit het ene jaar verrekenen met de belastbare winst in een bepaald boekjaar. Dit wordt verliesverrekening vennootschapsbelasting (vpb) genoemd. Je kunt de verliezen op twee manieren verrekenen: via voorwaartse verliesverrekening (carry forward) en via achterwaartse verliesverrekening (carry back).

Een korte uitleg:

  1. Carry back. Bij carry back verreken je het verlies uit een jaar met de winst van het jaar daarvoor.
  2. Carry forward. Bij carry forward verreken je het verlies met de winst uit de jaren erna.

De Belastingdienst laat weten dat de volgorde is: Eerst carry back dan carry forward. Anders gezegd: Je verrekent een verlies eerst met de winst van het jaar ervoor (als er sprake was van winst). Pas daarna mag je het verlies verrekenen met de winsten uit de jaren erna.

Door op deze manier verliesverrekening vpb toe te passen, betaal je minder vennootschapsbelasting. Je compenseert de verliezen van het ene jaar met de winst van een ander jaar. Vandaar dat deze regeling ook wel verliescompensatie wordt genoemd.

Voorbeeld carry forward:

In 2020 heb je een verlies geleden van € 45.000,- maar in 2021 heb je winst gemaakt: € 80.000,-. Via voorwaartse vpb verliesverrekening kun je het verlies uit 2020 in mindering brengen op de winst uit 2021. De verliesverrekening vpb is dan: 80.000 – 45.000 = 35.000. Je moet dus vennootschapsbelasting betalen over een bedrag van € 35.000.

Verliesverrekening vpb 2022

In het Belastingplan 2021 zijn nieuwe regels aangekondigd als het gaat om voorwaartse verliesverrekening:

Onbeperkte voorwaarts verrekenen
Per 1 januari 2022 geldt dat er geen termijn meer is voor de voorwaartse verliesverrekening. Tot en met 2021 was die termijn 6 jaar. Dat betekent dat de verliezen uit boekjaren vanaf 1 januari 2013 onbeperkt voorwaarts mag verrekenen. De termijn voor de achterwaartse verliesverrekening (carry back) verandert niet: die blijft 1 jaar.

Maximumbedrag
Vanaf 2022 mag je bij winsten van boven € 1 miljoen niet alles verrekenen via carry forward. Het zit zo:

• Belastbare winst € 1 miljoen of lager: verliezen zijn helemaal verrekenbaar
• Belastbare winst € 1 miljoen of hoger: € 1 miljoen aan verliezen is volledige verrekenbaar. Van de resterende winst is 50 % verrekenbaar door middel van verliesverrekening.

Het maximumbedrag voor het verrekenen van de verliezen geldt vanaf 2022, dus niet voor de winsten van 2021 en daarvoor.

Voorbeeld voorwaartse verliesverrekening 2022:

In 2022 heeft je bedrijf een belastbare winst van € 8 miljoen. In 2021 leed je bedrijf € 5 miljoen verlies. Dan geldt het volgende: Bij een belastbare winst van € 1 miljoen en hoger is € 1 miljoen plus 5 % van de resterende winst verrekenbaar. Oftewel: € 1 miljoen + € 3,5 miljoen = € 4,5 miljoen.

Dat brengt het belastbare bedrag voor 2022 op € 8 miljoen – € 4,5 miljoen = € 2,5 miljoen.

Voor het jaar 2021 geldt dat er nog iets overblijft van het verlies, namelijk: € 5 miljoen – € 4,5 miljoen = € 500.000. Dit bedrag mag je nog verrekenen met de winsten vanaf 2023.

Nieuwe tarieven vpb

Het is goed om te weten dat per januari 2022 nieuwe vpb-tarieven gelden voor de vennootschapsbelasting. Bij het opstaptarief geldt een vpb-percentage van 15 procent (bij een belastbaar bedrag tot € 395.000) en bij het toptarief een percentage van 25,8 procent.

Verliesverrekening ib

Voor ondernemers voor de inkomstenbelasting (ib) geldt ook dat zij verliesverrekening kunnen toepassen: verliesverrekening ib. Alleen voor hen geldt dat ze de verliezen mogen verrekenen met de drie jaren ervoor en de negen jaren erna. Dat is de trouwens ook de verplichte volgorde.

Daarnaast geldt dat de winst en het verlies uit de onderneming in box 1 vallen, als onderdeel van het inkomen uit werk en woning. Het verlies uit onderneming kun je berekenen door het verlies in mindering te brengen op je loon. Vervolgens mag je dat (negatieve) totaal verrekenen met de positieve inkomsten uit box 1 van de 3 jaren ervoor en de 9 jaren erna. Je mag het verlies in box 1 niet verrekenen met de resultaten uit box 2 of 3.

Verliesverrekening is geld besparen

Het is handig om als ondernemer op de hoogte te zijn van de mogelijkheid om verliezen te verrekenen. Of je nu verliesverrekening vpb of ib wilt toepassen, het kan je in alle gevallen veel geld besparen.

Met dank aan MKBServicedesk voor deze zeer bruikbare informatie


039 / Factuur of vordering: is er een verjaringstermijn?

Een factuur of vordering verjaart en is dus niet eeuwig incasseerbaar. De verjaringstermijn van een factuur voor zakelijke klanten is in principe vijf jaar. Verkoop je een product aan een consument, dan verjaart de factuur al na twee jaar.

Wat is de verjaringstermijn van een factuur?

Met de verjaringstermijn van een factuur wordt bedoeld dat een openstaande factuur na een aantal jaren niet meer te incasseren is. Indien je als ondernemer een factuur verstuurt ná de verjaringstermijn dan is deze bij wet verjaard en derhalve niet meer af te dwingen.

Wanneer verjaart een factuur of vordering?

De wet maakt onderscheid tussen zakelijke klanten en consumenten. De verjaringstermijn is in principe vijf jaar voor facturen aan zakelijke klanten. Bij consumenten verjaart een factuur na vijf jaar als het gaat om een dienst en na twee jaar als het gaat om een product.

Waarom is er een verjaringstermijn voor facturen?

De reden dat facturen en vorderingen niet eeuwig geldig zijn is dat na verloop van tijd niet meer aantoonbaar is op welke basis de oorspronkelijke overeenkomst is aangegaan. Het bewijs is meestal lastig te achterhalen waardoor er na een aantal jaren onduidelijk is wie nog waar recht op heeft. Bovendien wil de wetgever de debiteur beschermen tegen onverwachte vorderingen.

Hoe werkt de verjaringstermijn precies?

De exacte werking van de verjaringstermijn is vastgelegd in de wet. In artikel 3 : 306-325 van het Burgerlijk wetboek staat een aantal bepalingen omtrent de verjaringstermijn van een factuur of vordering.

Verjaringstermijn factuur zakelijke klanten

De hoofdregel is een verjaringstermijn van twintig jaar. Na deze termijn is naar de rechter stappen om betaling af te dwingen niet meer mogelijk. Op deze wet zijn een paar uitzonderingen.

Bij zakelijke klanten is het zo dat een factuur of vordering in principe vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden verjaart, oftewel na de betalingstermijn.
Wel is het zo dat er na verjaring een zogenaamde natuurlijke verbintenis resteert, de betalingsverplichting kan dan vrijwillig (onverplicht) worden nagekomen. Deze betaling is rechtsgeldig waardoor de debiteur zijn geld niet alsnog kan terugvragen

Betalingstermijn of verjaringstermijn

Op de factuur staat een betalingstermijn (periode waarin betaald moet worden). Dit is iets anders dan de verjaringstermijn (geldigheid van de factuur).
Wettelijk gezien bedraagt de betalingstermijn van een factuur 30 dagen als geen betalingstermijn is overeengekomen. Korter of langer kan ook en in de meeste gevallen is een betalingstermijn van 15, 30, 60 of 90 dagen na de factuurdatum gebruikelijk. Als een vordering niet binnen die termijn wordt betaald kan er soms rente worden berekend.

Afhankelijk van wat je met je klant in de overeenkomst hebt afgesproken, kan de verjaringstermijn ook korter of juist langer dan vijf jaar zijn. Verder gelden in het buitenland vaak andere verjaringstermijnen dan in Nederland.

Verjaringstermijn en vervaltermijn

De vervaldatum van een factuur is de datum waarop de factuur uiterlijk betaald moet zijn. Het grote verschil is dat de vervaltermijn definitief is en niet gestuit kan worden.
Een vervaldatum kan op twee manieren op een factuur opgenomen worden: in de meeste gevallen wordt een aantal dagen aangehouden, maar sommige juristen adviseren om altijd een expliciete datum te gebruiken (bv. wij verzoeken u om de factuur uiterlijk voor 15 september 2022) zodat er geen verwarring kan ontstaan over wanneer de termijn precies in gaat en wanneer deze eindigt.

Consumentenkoop

In het geval van consumentenkoop – wanneer een professionele verkoper een koopovereenkomst sluit met een particuliere koper– ligt het anders. Hierbij wordt bij de bepaling of een factuur verjaart, onderscheid gemaakt tussen de aanschaf van producten of diensten.

Bij producten is de verjaringstermijn twee jaar, ook wel de verkorte verjaringstermijn genoemd. De kortere verjaringstermijn geldt voor consumptiegoederen zoals levensmiddelen en wasmachines, maar ook gas en elektra vallen hieronder.

Bij diensten gaat het om een verjaringstermijn van vijf jaar. En met diensten moet je denken aan een lening aangaan, je huis laten schilderen of een architect inhuren. Net zo als een bezoekje aan de tandarts/huisarts.

Voorkom verjaring factuur door te ‘stuiten’

Een verjaringstermijn kan (anders dan een vervaltermijn) opnieuw ingaan door de verjaring te stuiten, wat zoveel wil zeggen dat een verjaringstermijn opnieuw begint. Dit stuiten van een verjaringstermijn doe je door je debiteur eraan te herinneren dat er nog een vordering open staat. Bijvoorbeeld door in een betalingsherinnering, aanmaningsbrief of dagvaarding, waarin je ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt.

Vergeet niet om dit zowel via een schriftelijke mededeling als aangetekend te doen, zodat je later geen probleem hebt met bewijzen dat je debiteur tijdig de herinnering heeft ontvangen. Het kan overigens ook dat de debiteur de vordering erkent, waarna de verjaringstermijn opnieuw gaat lopen. Erkenning gebeurt bijvoorbeeld door je debiteur een termijnbetaling doet, of dat deze om uitstel van betaling vraagt.

Dank voor deze ondernemers informatie van DeZaak.